Guido Belcanto vluchtte naar het bos uit zelfbehoud

| Dit artikel past in een opdracht voor studenten uit het eerste jaar met als onderwerp in dialoog.

Guido Belcanto Foto: Cayleigh Pauwels

 

Vanuit stad Antwerpen verhuizen naar een klein huisje in de Limburgse bossen, Guido Vermissen -u beter bekend als Guide Belcanto- deed het zestien jaar geleden. Geen stromend water en geen gezelschap, een eenzaam leven lijkt het. Maar volgens Guido zelf was die verandering nodig.

Foto: Cayleigh Pauwels

Antwerpen

Guido Belcanto, ondertussen vierenzestig, is nog steeds koning van de levensliederen in Vlaanderen. Hij heeft dertig jaar in de stad Antwerpen gewoond en heeft daar een groot deel van de inspiratie voor zijn liederen gevonden: “Ik ben dankzij de stad kunnen worden wie ik ben, Antwerpen heeft me enorm geïnspireerd.” Hij zat er vaak op café met de krant, de omgeving te observeren. Begin jaren tachtig was Antwerpen een bruisende havenstad waar een heel kleurrijk volk leefde. Belcanto zag hoe die volkse stad werd opgeruimd en hoe de Rosse buurt (prostitutiebuurt) eind jaren negentig letterlijk werd schoongeveegd. “Dat was voor mij net de ziel van de havenstad. Ik kwam er graag, niet per se om naar de hoeren te gaan. Er waren daar enkele cafés waar een heel leuk volk zat.” Dat deed de emmer overlopen voor Guido. Hij maakte toen de keuze om naar een klein huis, die van een pastoor geweest is, te verhuizen.

 

Een kunstenaar moet van de eenzaamheid houden, dat kan niet anders

De stilte

‘Het heiligdom’ -zo heeft Belcanto zijn stekje genoemd- is omringd door bomen en rust, iets die hij in het hartje van Antwerpen niet had. “Hier heb je soms pure stilte, dat vind ik onbetaalbaar. Dit huisje is een magische plek. Het voelde als thuiskomen voor mij.” Hij woont er volledig alleen, wat volgens hem een vereiste is om creatief te zijn: “Een kunstenaar moet van de eenzaamheid houden, dat kan niet anders. Pas op ik heb een vaste vriendin, die ver weg woont. Maar ik kan me niet voorstellen dat ik met haar in een huis zou wonen en een liedje zou kunnen schrijven, terwijl zij in de kamer ernaast zit.” Belcanto heeft nooit gezelschap nodig gehad. Hij vertelt dat toen hij als kleine jongen nog thuis woonde, zijn moeder een bel had geïnstalleerd op zijn zolderkamertje om hem te roepen wanneer het eten klaar was. Daar zat hij vaak: in zijn zolderkamer, zijn eigen wereldje. “Ik ben nooit alleen, ik heb mezelf als gezelschap. Ik heb niemand anders nodig om gelukkig te zijn. Er is nog geen enkel moment van verveling gekomen.” Aan huisgenoten heeft Guido geen nood, al zou hij het gezelschap van een huisdier wel fijn vinden. Liefst zelfs meer dan één: “Misschien wel drie honden, een paar katten, een ezel, konijnen. Maar met dit leven is dat onmogelijk. Je kan een hond ook niet meenemen naar een concert, die worden gek.”

Vroeger was ik een losbol en nu ben ik een monnik

Foto: Cayleigh Pauwels

Monnik 

“Sinds ik hier woon, zit ik veel beter in mijn vel. Ik ben gezonder”, zegt Guido. Hij is ook uit Antwerpen weggegaan uit zelfbehoud. Hij stortte zich daar volop in het nachtlevenen bleef feesten tot in de vroege uurtjes.  Maar hij voelde aan dat hij die levensstijl niet meer lang zou kunnen volhouden. De verlokking van het nachtleven is er niet waar hij nu woont. “Je zou kunnen zeggen dat ik een soort monnik ben geworden. Vroeger was ik een losbol en nu ben ik een monnik. Misschien ben ik nog een beetje een losbol, maar die heeft veel terrein verloren aan de monnik.” Belcanto wil nog lang meegaan en daar helpt zijn huidige omgeving hem bij. Stromend water heeft hij thuis niet, daarom gaat hij elke middag een uurtje zwemmen. “Ik heb ook nog een echte kolenkachel waar ik veel moeite voor moet doen.

Je zou het een nadeel kunnen noemen, maar ik zie het eerder als een voordeel: het primitieve houdt me in beweging. Het houdt me jong.”

 

 

Verandering

 Ik heb er al eens over nagedacht: ben ik iemand die gehecht is aan dingen, wat traditioneel? In zekere zin kun je me conservatief noemen, maar ik denk dat ik vooral heel veel waarde hecht aan authenticiteit.” Volgens Guido vind je vandaag nergens nog echtheid. Alles moet nu hip zijn en daardoor gaat het pure verloren. “Dat vind ik een doodzonde.”

De auteur