De glorie van het grensland

Aan het kruispunt voor de kerk vertellen wegwijzers me dat ik naar links moet voor Sint-Gillis-Waas en naar rechts voor Clinge (Ned.) @Charlotte Allefs

 

“We zijn hier niet in Rotterdam, schatje. Ik geef je vier wekn” De e wordt dramatisch achterwegen gelaten door acteur Nico De Vries. Zijn personage, de Zeeuwse corrupte inspecteur Marcel de Wit, gaat net met pensioen. Zijn opvolgster Tara Dessel, alias “dat donkertjn” uit de stad, houdt het volgens hem niet lang vol in het grensland. Vanavond is de ontknoping van de serie die heel wat losmaakt bij de ware grenslanders. “Het ene moment zijn ze in Breskens, en zien ze door hun verrekijker het Land Van Saeftinghe liggen. Ja zeg, dat kan toch niet! En dat hotel aan zee staat in Westende aan de Vlaamse kust. Over het accent van de acteurs begin ik niet eens, wat slecht.” Met de fiets, het favoriete vervoermiddel van menig Zeeuw, ga ik op zoek naar de glorie van het grensland.

Mijn fietstocht door het grensland begint in Sint Jansteen. Het is een grauwe dag, de koude wind snijdt in mijn gezicht. Mijn eerste stop is bij gewezen planoloog Onno Rottier. Zijn tuin grenst aan de polders, zijn voordeur staat in een rustige wijk. In de jaren 70 haalden Onno’s artikels over het de het grensland de kranten. Hij gaf gastcolleges aan universiteiten en hogescholen in heel Nederland. Zijn focus lag vooral op het geografische en het economische aspect van de streek. Als echte Zeeuw voelt Onno zich hier thuis. Puur economisch gezien hoort Zeeuws-Vlaanderen volgens hem bij België. “Het grensland is letterlijk een strook waar de grens doorloopt. Het is ontstaan als een militaire strook die bedoeld was om de Schelde te controleren.” Het gevolg is dat de streek economisch wat geïsoleerd is gebleven en daardoor is er veel landbouwgrond.

Reserve-Belge

Door de rest van Nederland worden de Zeeuwen reserve-Belgen genoemd. “Het stoort me niet. Dat hebben we te danken aan de bourgondische levensstijl die we van onze zuiderburen geleerd hebben. We willen plezier uit het leven halen. In Axel en Terneuzen, een aantal kilometers verderop, hebben ze er meer problemen mee. Daar woonden oorspronkelijk meer protestanten, ze hebben een strengere levensbeschouwing. Ze willen echt bij Nederland horen. Nu zijn de lijnen tussen de katholieken en protestanten vervaagd, maar de mentaliteit is toch wat gebleven.” Je kunt niet elke grenslander over dezelfde kam scheren. Ze zijn allemaal verschillend. De ene klinkt als een rasechte Nederlander, de andere klinkt eerder Vlaams. Heel wat inwoners uit de streek zijn echte boeren, anderen hebben een stadsmentaliteit. Maar waar iedereen het over eens is, van Sint Jansteen tot Axel, is dat de serie Grenslanders niet realistisch is. En dus Onno ook. “Het is een onnozele serie. Het plot is ongeloofwaardig. We worden afgedaan als achterlijke lieden die belachelijk praten en primitief reageren. Naast het slecht geacteerde accent van de personages, stoor ik me vooral aan hoe de hulpdiensten van Nederland en België elkaar constant tegenwerken in het programma. Het is er ieder voor zich. Bovendien komen de Nederlanders over als een bende sukkels. In realiteit werken de hulpdiensten al jaren goed en consequent samen.” Onno ligt er niet al te vaak wakker van dat Zeeuwen zo worden neergezet. “Iedereen heeft wel door dat het om fictie gaat, ze weten heus wel dat we helemaal niet zo primitief zijn.” Dat zijn accent anders klinkt dan dat uit de serie viel me meteen op. Hij klinkt eerder Vlaams, al hoor je wel dat hij uit Nederland komt. Zijn a klinkt dof, maar niet zo overdreven als de uitgedoofde klanken van de personages.

We worden afgedaan als achterlijke lieden die belachelijk praten en primitief reageren

Onno Rottier

Met heel wat nieuwgewonnen achtergrondinformatie over het grensland op zak, vervolg ik mijn fietstocht. Ik rijd door het dorp van Sint Jansteen, langs de kerk die door twee Belgen wordt omgebouwd tot bed & breakfast. Ik fiets door Kapellebrug, een klein dorpje dat stopt waar België begint. Aan de drie tankstations die ik in het dorpje passeer, staan alleen auto’s met een Belgisch kenteken. Diesel kost hier 1,319 euro. “De diesel is hier in Nederland goedkoper dan bij ons in Kemzeke. Als je daar naar een tankstation gaat, staan er heel veel auto’s met een Nederlandse nummerplaat. De benzine is dan weer in België goedkoper.” Sander steekt de grens niet alleen over om te tanken. “Ook boter is goedkoper in Nederland. Mijn ouders wonen in Nederland, zelf ben ik net verhuisd naar België. Mama deed vroeger boodschappen voor haar familie uit België. Ze kocht niet alleen boter van Blue Band, maar ook luiers en pijnstillers. Die laatste kun je hier gewoon in de supermarkt kopen.” Sander is evenveel Belg als Nederlander. Toch klinkt hij Vlaams, “Ik ging in België naar school omdat mijn ouders het onderwijs er beter vinden.” Ook de slagerijen zijn beter in België. “De Nederlandse vleeswaren zijn niet zo lekker als die uit België. Als je aan de grens woont, kun je het beste van twee werelden combineren.”

Grenspaal

Iets verderop staat de grenspaal. Het douanegebouw is omgebouwd tot een filiaal van de chocolatier Leonidas. Groepen mountainbikers steken de weg over. Ze groeten elkaar, Vlaamse en Nederlandse accenten razen door elkaar. Ze verdwijnen het bos in, waar ze wellicht meermaals de grens zullen oversteken. Ik ga in de tegenovergestelde richting, volg het fietspad over de rotonde tot het stopt en de weg slechter wordt. Ik ben in De Klinge, België. De tegenliggers die ik nu tegenkom geven me een subtiel knikje, de lippen stijf op elkaar geperst. Soms mompelen ze iets wat op goedendag lijkt, soms blijven ze stug voor zich uit kijken. Aan het kruispunt voor de kerk vertellen wegwijzers me dat ik naar links moet voor ‘Sint-Gillis-Waas’ en naar rechts voor ‘Clinge (Ned.)’. Het wordt de tweede optie. Ik fiets door Klingedorp, een kasseibaan met een fietspad dat net breed genoeg is voor het voorwiel van mijn fiets. Aan bakkerij Kris hoor ik weer de mengelmoes van Vlaamse en Nederlandse accenten. Emmiliëne uit Sint Jansteen rijdt de landsgrens over om naar de bakker te gaan. “Hier is het brood veel lekkerder, vooral voor de harde broodjes kom ik naar hier. En voor het beleg. Aan de overkant zit een slager. Als je er naartoe gaat, staan er vaak dezelfde klanten die je net nog hier bij de bakker zag. Goed gezien, een bakker en slager tegenover elkaar!” Ik stap weer op mijn fiets. Er komt een klant uit de slagerswinkel met ook een winkeltasje van bakker Kris in de hand.

Aan het leegstaand douanegebouw wordt Klingedorp de ‘S-Graventraat. © Charlotte Allefs

Aan het leegstaand douanegebouw wordt Klingedorp de ’s-Gravenstraat. Een bord verwelkomt me in de Clinge, gemeente Hulst. Wat verderop ligt een fietspad. Een kitscherig bord aan het oversteekpunt voor fietsers waarschuwt me voor de boetes. Naast een foto van twee kleine meisjes met hun fiets, staat er heel wat informatie op te lezen. ‘Dit is een zone 30. Denk aan uw portemonnee. 30=30. €150 €200 €250.‘ De bedragen van de boetes liggen beduidend hoger dan in België. Dertig kilometer per uur zal ik vandaag niet halen met mijn stalen ros.

Boswegel

Op de parking van het de Clingse bossen aan de linkerkant van het fietspad staan heel wat auto’s. De kentekens zijn zowel wit-rood als geel-zwart. Tegenliggers roepen me een vrolijke “Joe” of “Hoi!” toe. Ik sla rechtsaf, een boswegel in. De oase van rust overvalt me. Tien minuten later kom ik twee hardlopers tegen. Dan keert de rust weer terug tot ik het einde van het pad bereik. De knipperlichten aan het oversteekpunt bootsen een spooroverweg na. Een bord vertelt me dat ik net over de voormalige spoorlijn Sint-Niklaas – Hulst reed. Dan weet ik het weer: ooit reed er een trein in het grensland. Tegenwoordig bestaat die treinverbinding alleen nog maar in de geschiedenisboeken. Ik vervolg mijn weg. Het pad kruist aan tuinen van de nieuwgebouwde witte huisjes. Zoals in een typische Nederlandse wijk, zien ze er bijna hetzelfde uit. Sommige bewoners gaven een persoonlijke toets aan het huisje, andere huisjes hebben nog geen eigenaar.

Een bord vertelt met dat ik net over de voormalige spoorwegen Sint-Niklaas – Hulst reed. © Charlotte Allefs

De wegel leidt me naar het centrum van Hulst. Volgens Onno is dit stadje een must-see in het grensland. “De vestingstad is de meest typische plaats van de streek. Hulst heeft een rijke historie als militaire bufferzone. Ik ben blij dat de stadwallen intact zijn gebleven.” De stad geeft de gezellige Nederlands-Vlaamse mengelmoes van de streek perfect weer. Op zijn advies laat ik mijn fiets even achter en maak ik een lekkere wandeling van 3,5 kilometer. Bovenop de wallen snijdt de wind weer in mijn gelaat. Ik passeer de stadsmolen en vier stadspoorten, waarvan er nog drie als toegang van de stad dienen. Van de Keldermanspoort blijven alleen de ruïnes over. Ik daal de wallen weer af, spring op mijn fiets en rijd verder naast de stadswallen. Ik kom Elisa tegen. Ze verhuisde van België naar Hulst. “Ik wandel hier graag, rond en op de wallen. De wandeling duurt drie kwartier, het uitzicht is mooi. En nadien drink ik graag nog iets op een van de terrasjes aan de markt. Hulst is een gezellige stad.” Elisa vindt de serie Grenslanders grappig. Ze kan het niet serieus nemen. Nog nooit heeft ze iemand zo raar horen praten, zelf zij als buitenstaander hoort dat het accent slecht geacteerd is. Al begrijpt ze wel waar het vandaan komt. “De e klinkt hier scherp en de a klinkt net heel dof. In de serie wordt het gewoon uitvergroot. De acteurs slikken de e van woorden die op eindigen op -en in, dat gebeurt wel eens bij de mensen hier. Maar natuurlijk niet zo theatraal.” Als het over het plot gaat, vindt Elisa het verbazingwekkend dat de Zeeuwen in de serie zo gesloten zijn. Ze vertrouwen niemand. Haar ervaring is heel anders. “Ik vind de mensen hier net heel open! Ze zijn spontaan en staan altijd open om een praatje te maken.”

De meest Vlaamse stad van Nederland

Elisa woont bijna een jaar in de meest Vlaamse stand van Nederland. Ze werkt in België, ook haar vrienden wonen er nog. Ze rijdt elke dag de grens over. “In het begin was het een mentale knop die ik moest omdraaien. Ik reed zomaar elke dag het ene land uit en het andere in. Nu voelt Nederland niet meer aan als het buitenland.” In België had ze vaak file, nu heeft ze er minder last van. De wegen zijn beter en het verkeer is beter geregeld. De Nederlandse wegen liggen naast open vlaktes en groen. In België is alles grijzer. Ze is niet de enige Vlaamse die hier woont. De huizen zijn hier goedkoper. Het enige waar je door moet, is een hoop papierwerk. Maar dat is maar eenmalig. Een belastingaangifte heeft ze nog niet moeten indienen, maar ze stelde wel al een boekhouder aan die er veel van kent. “Mijn boekhouder is een Vlaming die in de jaren 80 naar hier verhuisde. In de streek wonen veel grensarbeiders. Omdat ik in België werk, is het ingewikkeld om belastingaangifte te doen. Gelukkig heeft mijn boekhouder zich erin verdiept.” Haar maaltijdcheques kan ze niet gebruiken in de Nederlandse winkels. “Ik vind het niet erg. Ik doe vaak boodschappen in België, daar zijn de producten beter. Vooral het vlees is een groot verschil, je proeft het verschil meteen.”

Ik moest een mentale knop omdraaien. ik reed zomaar elke dag hete ene land in en het andere uit. Nu voelt Nederland niet meer aan als het buitenland

Elisa

In de Nederlandse supermarkten hebben veel scholieren een bijbaantje. Ze zijn nog jong, soms zijn ze net 13 jaar. Ze vullen vakken in ruil voor zo’n 3,48 euro per uur. “Soms lijkt het of er meer werknemers zijn dan klanten in Jumbo en Albert Heijn.” Op zondag doet Elisa sowieso geen boodschappen in Hulst. “Dan komen alle Belgen hun boodschappen hier doen. Op Maandag zijn nog niet alle vakken bijgevuld. Op dinsdag zijn alle producten weer aangevuld, het is een goede dag om boodschappen te doen.”

Polders

Ik fiets de stad uit, langs de parking van Jumbo en Albert Heijn waar een Nederlands kenteken inderdaad een uitzondering is. Het fietsen wordt lastiger, ik voel de wind meer omdat ik de open vlaktes bereik. Ik draai de polders in, passeer de ene landbouwgrond na de andere. De wielen van tractoren lieten zandsporen na op het asfalt. Hoe verder ik fiets, hoe rustiger het wordt. De mix van dialecten maakt plaats voor het geruis van de wind. Ik hoor geen auto’s meer. Af en toe kom ik een wielrenner tegen. Een oude man werkt in zijn volkstuintje. Jo woont al van kleins af aan in het grensland. Hij is de eerste Zeeuw die ik tegenkom die niet naar Grenslanders heeft gekeken. Maar hij kan de inwoners uit zijn streek perfect omschrijven: “De mensen zijn hier aardig. Er wonen veel boeren in de streek. In de zomermaanden is onze streek populair voor fietsers. Nu de winter voor de deur staat, gaan ze vooral het bos in om te racen.”

Jo: “In de zomermaanden is onze streek populair voor fietsers. Nu de winter voor de deur staat, gaan ze vooral het bos in om te racen.” © Charlotte Allefs

De makers van Grenslanders toonde veel mooie natuur. Daar zaten ze juist. Het accent is uitvergroot, maar toch sluipt er enige waarheid in. Met een goede dialecten-coach zouden de acteurs veel geloofwaardiger klinken. Ik rijd de polders uit, langs Onno’s tuin ga ik terug naar het dorp van Sint Jansteen. In de Oude Drydijck staan aan de linker kant rijhuisjes. Ze zien er allemaal hetzelfde uit, behalve het vierde huisje dat ik tegenkom. Daarvan is de deur felblauw geschilderd. Aan de rechter kant zijn moderne halfopen woningen. Ze staan twee per twee, telkens gescheiden van elkaar door twee opritten. Aan een van die opritten wast Guy zijn auto af. Hij verliet jaren geleden het drukke Antwerpen voor het vredige Zeeuws-Vlaanderen. Guy vat de glorie van het grensland mooi samen “In mijn straat wonen zowel Belgen als Nederlanders. Hier maakt niemand er een punt van, we leven al jaren door en met elkaar. Zo hoort het hier.”

De auteur

Charlotte Allefs

Profiel Facebook E-mail

Ik wissel werken en studeren af. Met de opleiding journalistiek ga ik een kant op die me meer uitdaagt dan mijn huidig beroep als medisch secretaresse.